Eenentwintig maart jongstleden ben ik (Lisette Sprengers, voorzitter van stichting BINTA) voor drie weken naar Gambia vertrokken. Deze keer niet voor het goede doel maar om echt vakantie te vieren. Want, vakantie kan in sommige gevallen een eerste levensbehoefte zijn geworden en voor mij was dat moment nu aangekomen. Ik had het hard nodig eens goed tot rust te komen. Deze keer had ik afspraken gemaakt om in Gambia bij twee gezinnen te gaan logeren. Twee weken in het gezin van familie Joof en een week bij familie Dibba.
Lees ook onder kopje projecten – Incidentele hulp: April 2012 Cake verkoper Serif Bary
Moe van de reis werd ik door Tijan Joof opgehaald en kwam ik rond 20.00 uur in het donker op de compound aan. Er was, gelukkig in het grote huis, speciaal voor mij een kamer met badkamer in orde gemaakt. (Denk dan vooral niet teveel in onze westerse stijl.) De kamer was netjes opgeruimd en ik had privacy. Ook de hor voor het grote raam was helemaal gerepareerd, zodat geen enkele muskiet naar binnen kon. Ik heb het negen dagen volgehouden. Toen wist ik, als ik uitgerust terug wil komen in Nederland, moet ik hier niet blijven! Het was er vreselijk druk, er wonen veel mensen en nog veel meer kinderen. Het vinden van een schoon plekje was onmogelijk. En erg confronterend was, het elke keer als ik op de binnenplaats van de compound binnen kwam.
De aanblik op de andere huisjes was zo immens triest. Het zijn stuk voor stuk vervallen krotjes waar meerdere mensen met kinderen in wonen. Vreselijk klein en voor onze begrippen smerig. Ook een van de moeilijke dingen vond ik, het wassen van mijn kleren. Die werden gewassen in twee teilen water en op het laatst zag ik niet meer welk teil nou het spoelwater was! Logisch want water moest helemaal in de straat gehaald worden. Dan doe je het al snel met wat minder water. Toch heb ik mijn handdoek, waar ik me dagelijks mee moest afdrogen, kunnen redden en in schoon water nagespoeld. Op de compound van familie Joof heb ik echt ervaren hoe triest en uitzichtloos het leven daar voor velen is. Aan de dag van morgen denken is voor deze mensen echt geen prettig vooruitzicht. De maaltijd van vandaag is voor hen de hoofdzorg. Zo leven daar veel mensen, want in heel Gambia is nagenoeg geen werkgelegenheid. Vooral laaggeschoolde hebben daar geen toekomstperspectief, in en in triest!
Na weer een slapeloze nacht, waar ik door mijn huismuis en de hagedissen op de muur werd wakker gehouden, heb ik ‘s morgens op 1 mei mijn vertrek aangekondigd. Tijan en zijn vrouw Isa begrepen het wel maar waren net als ikzelf teleurgesteld dat ik toch naar een hotel ging.
Rond een uur in de middag ben ik naar het hotel aan de kustzijde van Kololi verhuisd. Daar heb ik allereerst een warme douche genomen, om daarna met het blote velletje tussen de schone heldere witte lakens van het bed te gaan liggen. Die middag heb ik drie uur geslapen! In het hotel heb ik zes dagen vertoefd. Als het donker was ging ik naar bed en met het opkomen van de zon stond ik op. Veel gewandeld, veel op het strand gelegen en veel gelezen. Ik kwam eindelijk tot rust.
Na zes dagen in het hotel te zijn bijgekomen, durfde ik het weer aan om bij het volgende gezin te gaan logeren. Mijn terughoudendheid was achteraf nergens voor nodig geweest want op deze compound, van familie Dibba, heerste rust, reinheid en een normale rommeligheid als alle leden van het gezin, in de namiddag thuis waren. In tegenstelling tot de andere compound woont hier alleen het gezin Dibba met een enkele huurder. Dus geen overvloed van mensen en al helemaal geen overvloed van kinderen. ‘s Morgens was ik vaak alleen met Filly Dibba en een mvr. die Ida heet. Ze woont al zes jaar in een van de piepkleine huisjes. Sommige dagen vertrok ik ‘s morgens naar het strand en soms bleef ik bij de familie op de compound. Als ik daar bleef werd er onder de mangoboom een matras neergelegd en kon ik heerlijk liggen lezen of gewoon wat luieren. Het dochtertje van Filly, Mariama van vijf, die syndroom van down heeft, is ook altijd thuis. Het gaat goed met haar en ze mag van de compound af om bij de buren te gaan spelen. Mariama is een enorme knuffelkont en heeft heel wat geknuffeld op dat matras onder die boom. Als Filly klaar was met het koken van de lunch, maakte ze ataya-thee en kletsten we gezellig samen.
Maar het allergrootste genot was toch wel de twee grote mangobomen. Elke dag mango vers van de boom, zo de vruchten plukken en opeten. Daar kon niets tegenop, zó ontzettend lekker!!